Terug naar Commentaren 19 November 2024

Uitvoering van art. 8:29 Awb in fiscale procedures leidt tot praktische knelpunten

Geschreven door: Marloes Lammers

Artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt het mogelijk dat partijen geheel of gedeeltelijk worden ontslagen van hun verplichting om bepaalde stukken in een procedure te overleggen, wanneer gewichtige geheimhoudingsredenen dit vereisen.[1] In fiscale zaken leidt dit vaak tot complexe en langdurige procedures. Zo kan het voorkomen dat verschillende meervoudige kamers van een gerecht betrokken zijn bij de beoordeling van het geheimhoudingsverzoek en de inhoudelijke zaak, wat de werkdruk aanzienlijk verhoogt en budgettaire uitdagingen met zich meebrengt.

In een zaak heeft hof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2024:2847) de beoordeling van het verzoek tot geheimhouding aanvankelijk overgedragen aan een andere kamer. Nadat zowel belanghebbenden als de inspecteur instemden met de bevoegdheid van de hoofdkamer om het verzoek te beoordelen, kon de procedure efficiënter worden voortgezet. Dit illustreert hoe onduidelijkheden in de praktische uitvoering van art. 8:29 Awb kunnen leiden tot organisatorische inefficiënties.

Daarnaast benadrukt het hof het spanningsveld tussen de doelen van openbaarmaking van fiscale uitspraken (transparantie, legitimatie, rechtsvorming en toegankelijkheid) en de beperkingen die sterke anonimiseringsrichtlijnen met zich meebrengen. Hoewel geanonimiseerde publicaties minder inzicht bieden, is het niet publiceren ook geen optie omdat dit het zicht op het gebruik van art. 8:29 Awb door de Belastingdienst zou beperken.

Deze casus onderstreept de noodzaak om de uitvoering van art. 8:29 Awb te optimaliseren, waarbij zowel de belangen van de belastingplichtigen als die van de inspecteur zorgvuldig worden afgewogen, en waarbij tevens wordt gestreefd naar een efficiënte rechtsgang.

 

[1] Dit artikel is een bewerking van mijn commentaar in het fiscale tijdschrift NTFR (NTFR 2024/1879).