BTW-fraude (carrouselfraude)

Voorkom belastingaanslagen en strafrechtelijke vervolging bij btw-fraude: stappenplan en bewijsvoering uitgelegd

Als ondernemers kunt u door een malafide ondernemer in uw keten de fiscale rekening gepresenteerd krijgen die de malafide ondernemer heeft laten liggen. In dat geval kan de Belastingdienst u een naheffingsaanslag opleggen ter grootte van de niet-afgedragen btw. Daarbij zal de Belastingdienst stellen dat u ‘wist of had moeten weten’ van de btw-fraude. Wordt gesteld dat u ‘opzet’ had, dan kunt u strafrechtelijk worden vervolgd. In de laatste jaren zien we steeds meer (strafrechtelijke) onderzoeken naar btw-(carrousel)fraude. De Belastingdienst en het OM (Openbaar Ministerie) trekken hier samen op. Daarnaast kunt u sinds 1 juni 2021 te maken krijgen met het Europees Openbaar Ministerie (EOM).

Stappenplan beoordeling btw-fraude

De Hoge Raad heeft in het arrest van 19 januari 2018 drie stappen opgenomen die door de inspecteur moeten worden bewezen om tot de beslissing te kunnen komen dat sprake is van btw-fraude en de ondernemer daarvan wist of had moeten weten:

  • hoe is de desbetreffende keten van leveringen ingericht en welke plaats neemt de betrokken ondernemer in die keten in;
     
  • in welke schakel(s) van die keten werd btw-fraude gepleegd en wat hield die btw-fraude in; en
     
  • dat en op welke gronden moet worden geoordeeld dat de ondernemer wist of had moeten weten van de btw-fraude in die keten.

De derde stap is dat de inspecteur moet bewijzen dat sprake is van ‘wist of had moeten weten’. Uit de, met name Europese, jurisprudentie vloeit voort dat als een ondernemer geen weet had of als bedachtzame ondernemer dit ook niet hoefde te hebben, hem of haar geen verwijt kan worden gemaakt van de fraude in de keten. Het gevolg daarvan is dat hij of zij dan ook niet de rekening gepresenteerd kan krijgen. Deze ondernemer houdt dus gewoon de aanspraak op het nultarief of op de aftrek van voorbelasting.

Strafrechtelijk bewijs btw-fraude

Als sprake is van een strafrechtelijke verdenking van btw-fraude dan is normaal gesproken het verwijt op de tenlastelegging het doen van een onjuiste aangifte btw. In dat geval zal het Openbaar Ministerie betogen dat vanwege de btw-fraude ten onrechte het nultarief is toegepast of ten onrechte voorbelasting in aftrek is genomen. Het Openbaar Ministerie dient vervolgens wettig en overtuigend bewijs te leveren dat sprake is van btw-fraude en dat u daarvan wist. In het stappenplan hiervoor zagen we ook nog ‘had moeten weten’ staan, maar dat is in het strafrecht niet voldoende om tot opzet te kunnen concluderen.

Het leveren van bewijs van de wetenschap van een ondernemer bij de btw-fraude is niet eenvoudig is. Een verwijzing naar vage stellingen, zonder concrete onderbouwing is dus niet voldoende. Ook zijn algemene kenmerken van een mogelijke btw-fraude, zoals snelle wisselingen van leveranciers of afnemers, gebruik van tussenpersonen, aflevering op andere adressen dan het statutaire adres of vennootschappen die pas kort bestaan, zonder toelichting of onderbouwing geen bewijs van fraude.

In een fiscale strafzaak over btw-fraude zal dus een degelijk onderzoek aan de verwijten ten grondslag moeten liggen. Vervolgens is het belangrijk om dat onderzoek (vastgelegd in een proces-verbaal) kritisch te benaderen en daarop tijdig weerwoord te voeren.

Klapdag

Tijdens een strafrechtelijk onderzoek is er altijd een zogenoemde klapdag. De dag van de inval door de FIOD, waarbij een ‘ bezoek’ wordt gebracht aan de onderneming en vaak ook de privéwoning van de ondernemer om op veel goederen en geld/bankrekeningen beslag gelegd. Bijstand van een advocaat in een dergelijk traject is onontbeerlijk. Ook of misschien juist wel wanneer u ten onrechte in het verdachtenhoekje wordt geplaatst. (Ook) als u niet zelf niet betrokken bent geweest bij de fraude maar wel ‘wist of had moeten weten’ kunt u worden geconfronteerd met een belastingclaim.