Alles wat u moet weten over de fiscaal bestuurlijke boete

Een fiscale bestuurlijke boete is een boete die door de Belastingdienst kan worden opgelegd als er sprake is van een overtreding van fiscale regels. Het gaat hierbij om regels die betrekking hebben op belastingen, zoals inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting.

Een fiscale bestuurlijke boete kan worden opgelegd als er bijvoorbeeld sprake is van:

  • Het niet (tijdig) doen van aangifte
  • Het niet (tijdig) betalen van belasting
  • Het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften of het opzettelijk niet voldoen aan fiscale verplichtingen
  • Het niet bijhouden van een juiste en volledige administratie

De hoogte van de boete is afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding. De Belastingdienst hanteert hierbij verschillende categorieën en bijbehorende boetetarieven. Bij het opleggen van de boete wordt ook rekening gehouden met de mate van verwijtbaarheid en de omvang van het nadeel dat is veroorzaakt.

Een fiscale bestuurlijke boete is een administratieve sanctie die kan worden opgelegd zonder tussenkomst van de rechter. Dit betekent dat de Belastingdienst zelfstandig kan beslissen om een boete op te leggen. Als iemand het niet eens is met de opgelegde boete, kan hij of zij bezwaar maken bij de Belastingdienst en eventueel in beroep gaan bij de rechter.

Boete artikel 10a AWR

Artikel 10a AWR bepaalt dat u bent gehouden de inspecteur uit eigen beweging mededeling te doen van onjuistheden die u bekend zijn geworden en die van belang zijn voor de belastingheffing. Dit is een uitzondering op de hoofdregel: die luidt immers dat u alleen desgevraagd verplicht bent om informatie aan de inspecteur te verstrekken.

In lagere regelgeving is uitgewerkt op welke specifieke terreinen u een actieve meldplicht heeft. De belangrijkste hiervan is de suppletieplicht voor de omzetbelasting, uitgewerkt in art. 15 Uitvoeringsbesluit Omzetbelasting (‘UBOB’). Deze suppletieplicht ziet op de afgelopen vijf kalenderjaren omdat de naheffingstermijn 5 jaar is. Als u de suppletie niet of niet tijdig doet, dan is dat een beboetbaar feit.

De Hoge Raad is van oordeel dat als u de verplichte suppletie heeft ingediend, daaruit het vermoeden kan ontstaan dat u eerder een beboetbaar of strafbaar feit heeft begaan. Maar omdat u verplicht bent de suppletie in te dienen, is die suppletie naar haar aard wilsafhankelijk en mag dus de suppletie niet worden gebruikt voor de onderbouwing van de boete.

Pleitbaar standpunt

Een pleitbaar standpunt is een redelijke en verdedigbare juridische interpretatie van de wet- en regelgeving die in een specifieke situatie kan worden ingenomen. Dit houdt in dat een belastingplichtige of zijn adviseur bij het invullen van de aangifte of het nemen van een beslissing over de fiscale positie van de belastingplichtige een standpunt inneemt dat in overeenstemming is met de wet- en regelgeving, maar waarvan de uitkomst onzeker is.

Een standpunt is pleitbaar als het naar objectieve maatstaven verdedigbaar is en niet zo evident onjuist is dat geen redelijk denkend belastingplichtige of zijn adviseur dat standpunt zou innemen. Het gaat hierbij om de vraag of een standpunt redelijkerwijs verdedigbaar is, niet om de vraag of het standpunt uiteindelijk juist is.

Een belastingplichtige kan zich op een pleitbaar standpunt beroepen als de Belastingdienst bij het opleggen van een navorderingsaanslag of naheffingsaanslag ook een boete wil opleggen omdat de inspecteur van mening is dat het ingenomen standpunt onjuist was. Als het standpunt pleitbaar is, dan kan de belastingplichtige niet worden verweten dat hij de wet opzettelijk heeft overtreden en is geen sprake van een boete of strafrechtelijke vervolging.

Bewijslast boete

In Nederland geldt het uitgangspunt dat de Belastingdienst de bewijslast heeft bij het opleggen van een fiscale boete. Dit betekent dat de Belastingdienst overtuigend moet aantonen dat sprake is van een overtreding van de fiscale regels en dat de betrokkene daarvoor verantwoordelijk is.

Als de Belastingdienst bijvoorbeeld een boete oplegt omdat iemand niet tijdig aangifte heeft gedaan, dan moet de Belastingdienst overtuigend kunnen aantonen dat deze persoon inderdaad niet op tijd aangifte heeft gedaan en dat dit aan hem of haar te wijten is. De betrokkene hoeft dan niet te bewijzen dat hij of zij wel op tijd aangifte heeft gedaan.​​​

Medeplegersboete

De inspecteur van de Belastingdienst kan niet alleen aan de belastingplichtige een fiscale boete opleggen, maar sinds 2009 ook aan een ander. Die ander is dan de belastingadviseur, accountant, boekhouder, notaris, etc. 

Voor het opleggen van een vergrijpboete aan een ander, moet de Belastingdienst overtuigend aantonen dat sprake is van een medepleger of feitelijk leidinggever (artikel 5:1 Awb)  of dat sprake is van een doen-pleger, een medeplichtige of een uitlokker (artikel 67o AWR). Deze deelnemingsvormen komen uit het strafrecht. In de 'volksmond' worden deze boeten, enigszins onzuiver, ook wel de medeplegersboeten genoemd. 

De meest voorkomende variant bij deze boete is de boete wegens medeplegen. In dat geval dient de Belastingdienst overtuigend aan te tonen dat de medepleger nauw en bewust heeft samengewerkt met de belastingplichtige.