De Belastingdienst verwerkt grote hoeveelheden persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de correcte uitvoering van belastingheffing. Deze verwerking dient te geschieden conform de vereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Op haar website benadrukt de Belastingdienst dat persoonsgegevens uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van wettelijke taken en daaraan direct verbonden doeleinden.[1]
Desondanks zijn bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) in 2024 twee klachten ingediend waarin sprake is van schendingen van de AVG door de Belastingdienst. Naar aanleiding hiervan vond op 1 februari 2024 een normoverdragend gesprek plaats tussen de Belastingdienst en de AP. Hieruit bleek dat de Belastingdienst fiscale gegevens van haar medewerkers heeft gedeeld met de eigen werkgeverfunctie binnen de organisatie, met het oog op onderzoek naar mogelijke schendingen van het integriteitsbeleid.
De Belastingdienst baseerde deze gegevensuitwisseling op een ontheffing van artikel 67 lid 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De AP heeft echter aangegeven dat deze ontheffing onvoldoende concreet is en te ruim wordt geïnterpreteerd, wat leidt tot zorgelijke privacy risico’s voor de betrokken medewerkers. Gezien de impact op medewerkers heeft de AP de Belastingdienst verzocht de verwerking te staken en het beleid te herzien.
Op 10 december 2024 is tijdens een vervolggesprek bevestigd dat de AP haar bezwaren handhaaft. Omdat een wetswijziging tijd kost, is overeengekomen dat de Belastingdienst een beleidsregel opstelt die adequate waarborgen bevat voor de bescherming van persoonsgegevens. Pas na invoering van deze beleidsregel mag de gegevensverwerking worden voortgezet.
Deze zaak benadrukt het belang van een zorgvuldig en transparant privacy beleid binnen overheidsorganisaties, ook intern. De AP zal naar verwachting verdere onderzoeken initiëren om de naleving van de privacyregelgeving bij de Belastingdienst te waarborgen en zo een veilig werkklimaat voor medewerkers te bevorderen.
[1] Dit artikel is een bewerking van mijn commentaar voor het fiscale tijdschrift NTFR 2025/503.