Bestuurder na ontbinding niet bevoegd tot instellen beroep
Ik heb enkele bedenkingen bij de oplossing van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de vereffenaar de enige bevoegde vertegenwoordiger was en dat de bestuurder na ontbinding niet bevoegd was om beroep in te stellen.
De advocaten in deze zaak hebben echter aangevoerd dat de navorderingsaanslag bekend had moeten worden gemaakt met toepassing van art. 8 lid 2 Iw 1990. Volgens hen zou het bestuur bij toepassing van dit artikel wel bevoegd zijn geweest om beroep in te stellen. Maar omdat de rechtbank van oordeel is dat de nv niet is opgehouden te bestaan en ook niet vermoed kon worden te zijn opgehouden te bestaan, is er volgens de rechtbank geen sprake van onrechtmatig of in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur handelen door de inspecteur.
De bewijslast dat er een vermoeden is dat een bedrijf is opgehouden te bestaan, rust op de ontvanger. Maar in dit geval werkt die bewijslast juist tegen de voormalig bestuurder. De rechtsbescherming van de bestuurder verslechtert door het ontbreken van dat vermoeden. Ik suggereer dat het logischer zou zijn om sneller aan te nemen dat de vereffening mogelijk is voltooid, zodat toepassing van art. 8 lid 2 Iw 1990 in beeld komt en het bestuur alsnog bevoegd was geweest beroep in te dienen.
Lees verder in mijn commentaar voor NTFR.
Lees hier het integrale arrest: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 maart 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1240
Datum publicatie: 23 april 2024