Terug naar Blogs 6 June 2024

Hoge Raad repareert box 3: werkelijk herstel

Geschreven door: Vanessa Huygen

Hoge Raad repareert box 3: werkelijk herstel

 

Ook na herstelwet compensatie bieden tot werkelijk rendement. Ongerealiseerde waardeveranderingen tellen mee in het rendement.

 

Herstelwet biedt geen oplossing

Ook na toepassing van het Besluit rechtsherstel, de Wet rechtsherstel en de Overbruggingswet blijft sprake van discriminatie van belastingplichtigen als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement.

Het maakt daarbij niet uit hoe groot dit verschil tussen werkelijk en forfaitair rendement is. Er komt geen marge waarbinnen een verschil wel is toegelaten.

 

Regels voor berekening werkelijk rendement

Ten behoeve van rechtseenheid geeft de Hoge Raad regels voor de wijze waarop het ‘werkelijk rendement’ moet worden berekend. Hierbij moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij de achtergrond van het forfaitaire stelsel.

Het rendement moet worden berekend over het gehele box 3 vermogen. Dus niet over een gedeelte, zoals een aandeel in een Vereniging Voor Eigenaren (VVE).

Het rendement wordt berekend zonder toepassing van het heffingsvrij vermogen en nominaal, dus zonder rekening te houden met inflatie.

Ook waardeveranderingen worden meegerekend in het rendement. Daaronder vallen ook ongerealiseerde waardeveranderingen.[1]

Met kosten wordt vanwege het forfaitaire systeem geen rekening gehouden. Wel met rente betaald over schulden in box 3.

 

Wijze van rechtsherstel?

Eerder heeft de Hoge Raad in het Kerstarrest uitgesproken dat rechtsherstel moet worden geboden. Nu bepaalt de Hoge Raad hoe.

Het rechtsherstel moet zo plaatsvinden dat alleen nog wordt geheven over het werkelijk rendement, als dat lager is dan het forfaitaire rendement.

De bewijslast hiervoor ligt bij de belastingplichtige.[2]

Wie niets stelt over de omvang van diens werkelijke rendement, krijgt geen verlaging van de box 3 heffing bovenop eventuele vermindering als gevolg van de Herstelwet of Overbruggingswet.[3]

 

Uitgangspunt: geen rentevergoeding

Normaal wordt bij vermindering geen rentevergoeding toegekend. Dat vindt de Hoge Raad niet in strijd met het EVRM. De Hoge Raad ziet alleen een uitzondering voor het geval dat de wettelijke rente meer zou zijn dan de belastingvermindering. Zo nee, dan hoeft geen rente te worden vergoed volgens de Hoge Raad.

 

Meer lezen?


[Blog bijgewerkt op 10 juni 2024]

 

Voetnoten


[1] Hoge Raad 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:704:

“5.4.8

Het werkelijke rendement omvat niet alleen de voordelen die worden getrokken uit vermogensbestanddelen in box 3 , zoals rente, dividend en huur, maar ook de positieve en negatieve waardeveranderingen van zulke vermogensbestanddelen. Deze waardeveranderingen behoren ook tot het werkelijke rendement indien de belastingplichtige ze nog niet heeft gerealiseerd. Dit vloeit voort uit het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3. Daartoe behoort namelijk mede het rendement dat kan worden behaald door waardevermeerdering van bezittingen (beleggingsobjecten), ook indien dat voordeel pas later wordt gerealiseerd door verkoop van de desbetreffende bezitting (beleggingsobject).24 Dit blijkt ook uit het feit dat het percentage van het forfaitaire rendement voor overige bezittingen in box 3 is gebaseerd op marktgegevens over ontwikkelingen in de waarde van dergelijke bezittingen. Bij zulke marktgegevens speelt geen rol of een individuele belegger die waardeveranderingen ook heeft gerealiseerd. Opmerking verdient dat de Hoge Raad, door in het arrest van 24 december 2021 ook te spreken van het werkelijk “behaalde” rendement, in dit opzicht geen beperking heeft beoogd.”

[2] Hoge Raad 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:704 en Hoge Raad 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:705

“5.4.11

De belastingplichtige die het standpunt inneemt dat hij door het forfaitaire stelsel in box 3 wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijke rendement, dient feiten te stellen, en in geval van betwisting aannemelijk te maken, waaruit volgt wat de omvang is van dat werkelijke rendement, waarbij het gelet op rechtsoverweging 5.4.2 gaat om het werkelijke rendement op zijn gehele vermogen in box 3.”

[3] Hoge Raad 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:705

“6.4.2

Met het oog op het geding na verwijzing dient het volgende te worden opgemerkt. Verlening van nader rechtsherstel in de vorm van een nadere verlaging van de aanslag is, gelet op hetgeen hiervoor in 5.4.11 is overwogen, alleen mogelijk indien de belastingplichtige feiten stelt, en in geval van betwisting aannemelijk maakt, die meebrengen dat hij door het forfaitaire stelsel in box 3 wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijke rendement op zijn gehele vermogen in box 3. De stukken van het geding laten geen andere slotsom toe dan dat belanghebbende geen feiten heeft gesteld die, indien aannemelijk gemaakt, kunnen leiden tot de vaststelling van het werkelijke rendement op haar gehele vermogen in box 3. Zij komt daarom niet in aanmerking voor verder rechtsherstel dan voortvloeit uit het forfait van de Herstelwet. Het Hof heeft niet vastgesteld wat het bedrag is van het forfaitaire rendement dat voortvloeit uit toepassing van de Herstelwet. Het verwijzingshof zal dit bedrag alsnog moeten vaststellen. Daarbij dient het ervan uit te gaan dat een aandeel in het reservefonds van een vereniging van eigenaren onder de in dit jaar (2018) geldende wettelijke regeling niet is aan te merken als banktegoed maar als overige bezitting.29”